• oos·ter·buur
enkelvoud meervoud
naamwoord oosterbuur oosterburen
verkleinwoord

de oosterbuurm

  1. mensen die in een gebeid ten oosten van iemand wonen
     En dan is er nog het gebrek aan gas. Oekraïne drijft voor een belangrijk deel op gas uit Rusland, maar ruzie over schulden en prijs brachten de machtige oosterbuur er in juni toe de gaskraan dicht te draaien. Die gaat alleen weer open als Oekraïne van tevoren betaalt. Ondanks onderhandelingen op allerlei niveaus, waar ook de EU een rol in speelt, is er sindsdien geen kuub gas meer geleverd aan Oekraïne. De voorraden van Oekraïne zijn niet voldoende om de winter door te komen.[2]
     En Europa's grootste economie, onze oosterbuur Duitsland, heeft er 'slechts' drie in de top 100. De beste van de drie, de Universiteit van Heidelberg, staat één plekje boven de UvA.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Wie in Kiev wint, moet aan de bak” (Zaterdag 25 oktober 2014, 10:59), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Nederlandse uni's staan er goed op” (Dinsdag 16 september 2014, 09:37), NOS