• on·ver·let
  • In de betekenis van ‘onbelemmerd, ongedeerd, zonder uitstel’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • antoniem van verlet (stam van het werkwoord verletten) met het voorvoegsel on- [2]
stellend
onverbogen onverlet
verbogen

onverlet

  1. onverlet laten - onverminderd aanwezig blijven
    • Uiteraard laat dit onverlet dat we kritisch kijken naar de uitgaven voor meertaligheid. 
83 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]