ontwricht
- ont·wricht
- vervoeging van ontwrichten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
ontwrichten |
ontwricht
- enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwrichten
- gebiedende wijs van ontwrichten
vervoeging van: | ontwrichten… |
verbogen vorm: | ontwrichte |
ontwricht
- voltooid deelwoord van ontwrichten
- vormt de voltooide tijden
- De stormen die vorige week over Frankrijk raasden, hebben het dagelijks leven behoorlijk ontwricht.
- vormt de lijdende vorm
- Het vliegverkeer werd ernstig ontwricht door zware donderbuien.
- vormt een ergatieve constructie met het hulpwerkwoord raken
- Steunend buigt ze zich zo ver voorover om haar lepel te pakken dat haar schouder zowat ontwricht raakt. [1]
- Door artritus kunnen aangetaste gewrichten ontwricht raken.
- attributief gebruikt
- Hij meldde zich bij het ziekenhuis met een ontwrichte schouder.
- Opgroeien in een ontwricht gezin kan tot gedragsstoornissen leiden.
- Het woord ontwricht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jane Costello, Tuurrrlijk!