• ont·wricht
  • vervoeging van ontwrichten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
ontwrichten

ontwricht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwrichten
  2. gebiedende wijs van ontwrichten
vervoeging van: ontwrichten…
verbogen vorm: ontwrichte

ontwricht

  1. voltooid deelwoord van ontwrichten
  2. vormt de voltooide tijden
    • De stormen die vorige week over Frankrijk raasden, hebben het dagelijks leven behoorlijk ontwricht. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Het vliegverkeer werd ernstig ontwricht door zware donderbuien. 
  4. vormt een ergatieve constructie met het hulpwerkwoord raken
    • Steunend buigt ze zich zo ver voorover om haar lepel te pakken dat haar schouder zowat ontwricht raakt. [1]
    • Door artritus kunnen aangetaste gewrichten ontwricht raken. 
  5. attributief gebruikt
    • Hij meldde zich bij het ziekenhuis met een ontwrichte schouder. 
    • Opgroeien in een ontwricht gezin kan tot gedragsstoornissen leiden. 
  1. Jane Costello, Tuurrrlijk!