ontvolken
- ont·vol·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontvolken |
ontvolkte |
ontvolkt |
zwak -t | volledig |
ontvolken [1]
- ergatief zijn bevolking verliezen
- Na de aardappelziekte is Ierland sterk ontvolkt.
- overgankelijk van bevolking ontdoen
- Het woord ontvolken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontvolken" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be