Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·hoornd
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van hoorn met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -d
stellend
onverbogen onthoornd
verbogen onthoornde
partitief onthoornds

Bijvoeglijk naamwoord

onthoornd

  1. waar de hoorn van af gehaald is
    • De onthoornde neushoorn is geen interessante prooi meer voor de stropers. 

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be