Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·bost
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van ontbossen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel

Werkwoord

vervoeging van
ontbossen

ontbost

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbossen
    • Jij ontbost. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbossen
    • Hij ontbost. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontbossen
    • Ontbost! 
vervoeging van: ontbossen…
verbogen vorm: ontboste

ontbost

  1. voltooid deelwoord van ontbossen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be