onpartijdigheid
- on·par·tij·dig·heid
- afgeleid van onpartijdig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onpartijdigheid | onpartijdigheden |
verkleinwoord | - | - |
de onpartijdigheid v
- het niet partijdig zijn
1.
- Het woord onpartijdigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.