Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·vaar·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongevaarlijk ongevaarlijker ongevaarlijkst
verbogen ongevaarlijke ongevaarlijkere ongevaarlijkste
partitief ongevaarlijks ongevaarlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

ongevaarlijk

  1. onschadelijk, goedaardig, veilig
    • Paracetamol is een ongevaarlijke pijnstiller. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be