ongevaarlijk
- on·ge·vaar·lijk
- Afgeleid van gevaarlijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongevaarlijk | ongevaarlijker | ongevaarlijkst |
verbogen | ongevaarlijke | ongevaarlijkere | ongevaarlijkste |
partitief | ongevaarlijks | ongevaarlijkers | - |
ongevaarlijk
- onschadelijk, goedaardig, veilig
- Paracetamol is een ongevaarlijke pijnstiller.
- Het woord ongevaarlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongevaarlijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be