• on·ge·spe·ci·fi·ceerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongespecificeerd ongespecificeerder ongespecificeerdst
verbogen ongespecificeerde ongespecificeerdere ongespecificeerdste
partitief ongespecificeerds ongespecificeerders -

ongespecificeerd [1]

  1. niet nader beschreven; niet nader omschreven; niet nader bepaald
     De terminologie en de redenatie waren ongeveer hetzelfde, van het zogenaamd vastgestelde bestaan van 'verdrongen herinneringen'tot terugkerende verwijzingen naar ongespecificeerd Ámerikaans onderzoek'.[2]
     Vanochtend werd bekend dat twaalf journalisten niet langer welkom zijn in Oekraïne. De journalisten zouden een "ongespecificeerd veiligheidsrisico" vormen. In een Twitterbericht zegt Porosjenko's woordvoerder nu dat de president persvrijheid heel belangrijk vindt.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Weblink bron “Porosjenko haalt BBC-journalisten van zwarte lijst” (Donderdag 17 september 2015), NOS