ongeschondene
- Geluid: ongeschondene (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɔŋɣəˌsχɔndənə/
- on·ɡe·schon·de·ne
- Voltooid deelwoord van ongeschonden met het achtervoegsel -e (zelfstandig gebruik van een bijvoeglijk naamwoord)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ongeschondene | ongeschondenen |
verkleinwoord | - | - |
de ongeschondene m
- persoon die zelf niet beschadigd is
- Dan, Heer, geef ons de gehoorzaamheid
om op te staan vanonder de eik,
en dat dan de nacht koel weze
op het voorhoofd van de ongeschondene. [1]
- Dan, Heer, geef ons de gehoorzaamheid
het ongeschondene o
- wat niet beschadigd is
- In het gesprek waarin hij zichzelf, terugkijkend op zijn carrière, ‘een pure romanticus’ noemt, toont ook Morriën zich een vertolker van de romantiek van het ongeschondene. [2]
ongeschondene
- (verouderd) verbogen vorm van de stellende trap van ongeschonden
- In die werkelijkheid, in de ongeschondene volheid van de materiële wereld, van de aarde, van al het biologische, het dierlijke, ontdekt hij de juiste proportie van de wisselwerking tussen geest en stof. [3]
- daar waar de verbogen vorm ongeschondene gebruikt kan worden is de onverbogen vorm ongeschonden in de 20e eeuw het meest gangbaar geworden
- «Ongeschondene Moeder»
- (religie) (katholicisme) Maria, moeder van Jezus Christus
- «Ongeschondene Moeder»
- Het woord 'ongeschondene' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jong, M.J.G."Maurice of het gevecht met de gieren. Over de eerste uitgave van Elias" in: De parelduiker. jrg. 5 nr. 3/4 (2000) Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam; ISBN 9076314632; p. 121; geraadpleegd 2015-09-02
- ↑ Vaessens, T."Aanvallig als een naakt kind. Morriën en de ironische romantiek van Lucebert" in: Tirade nr. 379 (juni 1999) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 1222/123; geraadpleegd 2015-09-02
- ↑ Beyer S.J., J."Gustave Thibon. Opbouw van de wereld in harmonische ongelijkheid." in: Streven. jrg. 14 nr. 10 (juli 1947) De Kinkhoren, Brussel; p. 872; geraadpleegd 2015-09-02