• on·ge·or·ga·ni·seerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongeorganiseerd ongeorganiseerder ongeorganiseerdst
verbogen ongeorganiseerde ongeorganiseerdere ongeorganiseerdste
partitief ongeorganiseerds ongeorganiseerders -

ongeorganiseerd [1]

  1. zonder dat er sprake is van een vooraf plan
     Het "volstrekt ongeorganiseerde" is volgens correspondent Renout een belangrijke kracht van de protestgroep. "De politiek kreeg maar weinig grip op ze", aldus Renout. "Als je een geel hesje aantrok, hoorde je erbij."[2]
     Het boerenprotest in Zwolle verliep volgens Snijders ongeorganiseerd. De burgemeester merkte bovendien dat de boeren zich veelal niet aan de coronamaatregelen hielden.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Een jaar gele hesjes: massale protesten verdwenen, onvrede niet” (Zaterdag 16 november 2019, 12:11), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Burgemeester Zwolle wil landelijke regels voor boerenprotesten: 'Grens overschreden'” (Zondag 13 december 2020, 18:11), NOS