• on·ge·neigd
stellend
onverbogen ongeneigd
verbogen ongeneigde
partitief ongeneigds

ongeneigd

  1. geen voorkeur hebbend, niet bereid
    • Amerikaanse vrouwen hebben kuren en zijn veeleisend. Zij hebben eigen huizen, eigen banen, soms ook eigen kinderen en zijn ongeneigd te verhuizen. [2]
62 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]