• on·der·tand
enkelvoud meervoud
naamwoord ondertand ondertanden
verkleinwoord ondertandje ondertandjes

de ondertandm

  1. (anatomie) een in de onderkaak aanwezige tand
    • De bespeler van een enkelriet zet zijn boventanden op de dichte kant van het mondstuk en zijn ondertanden omhuld door de onderlip als bescherming tegen het riet aan. 
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be