Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·voegd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onbevoegdheid onbevoegdheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de onbevoegdheidv

  1. het niet bevoegd zijn
    • Onbevoegdheid tot gezag. 

Meer informatie

Gangbaarheid