omstander
- om·stan·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omstander | omstanders |
verkleinwoord |
de omstander m
- toeschouwer, getuige
- De omstander schoot te hulp toen de spoorbomen dichtgingen en wist de man en de hond net op tijd weg te halen.
- Het woord omstander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omstander" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be