omprangen
- om·pran·gen
- samenstelling van om en prangen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omprangen |
omprangde |
omprangd |
zwak -d | volledig |
omprangen
- overgankelijk van alle kanten samendrukken
- Zodra haar sterke dijen mij met lust en levenskracht omprangden, wist ik het: het was Lucinde, ...[1]
- Het woord 'omprangen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Baron Teun de Vries1987