• om·po·ding
  • Afleiding van het Noorse werkwoord ompode met het voorvoegsel om- en met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie > 50000
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ompoding     m: ompodelsen
v: ompodinga  
  ompodinger     ompodingene  
genitief   ompodings     m: ompodingens
v: ompodingas  
  ompodingers     ompodingenes  

ompoding, m / v

  1. (plantkunde), (tuinieren) enting, oculering