Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hoog·klap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omhoogklappen
klapte omhoog
omhooggeklapt
zwak -t volledig

Werkwoord

omhoogklappen

  1. ergatief klappend omhooggaan
    • Het vliegtuig had door turbulentie een grote smak gemaakt en het opklaptafelje aan de stoel voor hem was erdoor omhoogegeklapt. 
  2. overgankelijk klappend omhoog doen bewegen
    • Hij had voor de landing van het vliegtuig zijn spullen opgeborgen en het tafeltje voor hem omhooggeklapt. 

Gangbaarheid