postzegels van de 20ste Olympiade
  • olym·pi·a·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vierjaarlijkse internationale sportwedstrijd, tijdvak van vier jaar’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • uit het Grieks [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord olympiade olympiades
olympiaden
verkleinwoord

de olympiadev [3]

  1. (geschiedenis) een periode in de Griekse oudheid van vier jaar, waarin men zich vroeger voorbereidde op de Olympische Spelen
  2. (sport) moderne olympische spelen
    • De sprinter uit Wierden brak op relatief late leeftijd door. In december 2005 werd hij Nederlands kampioen en maakte hij een paar maanden later zijn debuut op de Olympische Spelen. Met een teleurstellende achtste plek nam hij afscheid van de olympiade in Turijn. [4] 
  3. grote internationale wedstrijd op een bepaald wetenschapsgebied of niet-olympische sport
    • Technasiumleerlingen van het Bonhoeffer College locatie Bruggertstraat hebben zaterdag de eerste prijs gewonnen tijdens de duurzaamheidsolympiade INESPO in Utrecht. [5] 
    • De Nederlandse schaakequipe heeft bij de Olympiade in Bakoe een slechte beurt gemaakt. De uiteindelijke 36ste plaats is de laagste eindklassering ooit voor Nederland. Het toernooi in de hoofdstad van Azerbeidzjan werd gewonnen door de Verenigde Staten. [6] 
95 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]