• of·fent·lig·gjø·re
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
offentliggjøre
offentliggjører
offentliggjorde
offentliggjort
Klasse 3 zwak

offentliggjøre

  1. overgankelijk openbaar maken, publiceren
    «Rapporten skal først offentliggjøres 18. mai, men det har allerede lyktes Dagbladet å få tak i et eksemplar.»
    Het rapport zou pas op 18 mei gepubliceerd worden, maar het is het Dagbladet al gelukt om een kopie te verkrijgen.