nulstand
- nul·stand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nulstand | nulstanden |
verkleinwoord |
de nulstand m
- neutrale stand
- de stand aan het begin van iets
- de omvang van iets is nihil
- De nulstand van de exoot was na drie jaar een succes gebleken.
- (natuurkunde) de lengte van een veer bij het begin van de proef
- [3] nulstandbeleid
- Het woord nulstand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.