• no·ro·vi·rus
enkelvoud meervoud
naamwoord norovirus norovirussen
verkleinwoord

het noroviruso

  1. (virussen) norovirus   virus dat buikgriep veroorzaakt
     "Ik ben een dag voor Altenberg ziek geworden. Ik werd getroffen door het norovirus (darmontsteking) en daar kwam nog een griep overheen. In Altenberg had ik nog wel wat energie, hier in St. Moritz niet. Bij de start moet alles eruit. ik moest echter zo bijkomen van de start, dat dat heel veel impact had op de eerste twee bochten. Ik kon de slee niet onder controle houden."[1]
     Wetenschappers hebben een belangrijke stap gezet in de bestrijding van het norovirus, dat ernstige buikgriep veroorzaakt. Voor het eerst is het virus gekweekt in een laboratorium, wat onderzoek vergemakkelijkt.[2]
  1.   Weblink bron “Zieke skeletonster hoopt op clementie NOC*NSF na missen Spelen” (Vrijdag 12 januari 2018, 14:21), NOS
  2.   Weblink bron “Doorbraak in strijd tegen norovirus” (Zondag 9 november 2014, 08:04), NOS