Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodprogramma noodprogramma's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het noodprogrammao

  1. een pakket aan noodmaatregelen om een erge situatie aan te pakken
  2. (media) een programma dat in tijden van nood gemaakt wordt