Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nood·op·slag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noodopslag noodopslagen
verkleinwoord noodopslagje noodopslagjes

Zelfstandig naamwoord

de noodopslagm

  1. een voorraad die terzijde gelegd wordt voor gebruik als de nood aan de man is
    • We moeten de noodopslag aanvullen. 
  2. een opslag die bij gebrek aan een meer permanente oplossing gebruikt wordt
    • We willen geen noodopslag van radioactief afval in onze gemeente. 

Gangbaarheid