noodgebied door overstroming
  • nood·ge·bied
enkelvoud meervoud
naamwoord noodgebied noodgebieden
verkleinwoord

het noodgebiedo

  1. deel van een land waar zich een ramp heeft voltrokken
    • 'Nieuw zijn 2000 vrijwilligers die via ons ordewacht bij evenementen willen zijn', voegt een woordvoerster van het Noorse Rode Kruis toe. 'Opvallend meer mensen meldden zich voor hulpprojecten aan noodgebieden in Afrika.'Desondanks ziet ze een tekort aan bloeddonoren in eigen land. Er is een behoefte aan 30.000 extra gevers.[2] 
    • De baas van Oxfam Groot-Brittannië, Mark Goldring, vindt de harde kritiek op zijn organisatie - naar aanleiding van de seksfeestjes in noodgebieden - buiten alle proporties. „Wat hebben we gedaan? Baby’s in hun bedjes gedood?”, zei hij verontwaardigd.[3]