nominator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·mi·na·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van nomineren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nominator | nominators nominatoren |
verkleinwoord | nominatortje | nominatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de nominator m
- de persoon die nomineert
Gangbaarheid
- Het woord 'nominator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.