• nin·ja
  • van Japans 忍者 (njienjza), in de betekenis van ‘Japanse strijder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1995 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ninja ninja's
verkleinwoord ninjaatje ninjaatjes

de ninjam

  1. (geschiedenis) geheim agent of huurling in de Japanse middeleeuwen, de figuur van een ninja komt veelvuldig voor in de populaire cultuur als een angstaanjagende, heimelijke strijder het prototype van een marinier, soldaat van de special forces.
    • Bezoekers van de Londense Prince Charles Cinema zijn gewaarschuwd: wie vanaf nu de ‘bioscoop etiquette’ breekt, riskeert van zijn stoel gelicht te worden door een ‘ninja’. De bioscoop is met een proefproject gestart waarbij vrijwilligers in lycra bodysuits zich verschansen in de bioscoopzaal. (Sabeth Snijders NRC 26 september 2012) 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]