Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] nies·jes
  • [2] nie·sjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de niesjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord nies
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord niesje

Verwijzingen