Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·ven·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nevenbedrijf nevenbedrijven
verkleinwoord nevenbedrijfje nevenbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

het nevenbedrijfo

  1. (bedrijfskunde) bijkomstige activiteiten van een onderneming
     Volgens haar zijn er maar heel weinig boeren die bewust kiezen voor een nevenbedrijf.[2]
     Uitziend over het Damrak ziet Donkers steeds meer klanten verloren gaan aan AMRO en ABN, de reisbureau's, hotelbalies, sigarenwinkels en zelfs een enkele patatkraam met de valutahandel als nevenbedrijf.[3]
  2. (bedrijfskunde) onderneming die producten van een grotere onderneming geschikt maakt voor een specifieke markt
     Een agrarisch nevenbedrijf is een bedrijf met als hoofddoel het bewerken, vervoeren of verhandelen met producten van agrarische bedrijven.[4]
     De branderijen leverden niet alleen grote verontreiniging door hun afvalwater, wat zij met hun spoeling — het restant van het graanbeslag nadat de alcohol eruit verwijderd is — deden, was nog minder geschikt voor het grotestadsgebeuren. Deze spoeling diende namelijk als varkensvoer, en de branderijen hadden een belangrijk nevenbedrijf in de varkensvetmesterij.[5]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Joost van Kasteren
    “Boeren in deeltijd superheffing dwingt agrariërs tot bijbaantjes” (25 februari 1987) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Wim Wennekes
    “50 jaar grenswisselkantoren: de kracht van specialisatie exotisch geld leverbaar uit voorraad” (15 mei 1984) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Ruimtelijke ordening in het buitengebied” (27 maart 2017) op woutersadvocaten.nl
  5.   Weblink bron
    Huib Brand
    “Borrel te boek” (12 januari 1985) op nrc.nl