Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neu·ze·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van neuzelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord neuzelaar neuzelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de neuzelaarm

  1. iemand die zeurt over onbelangrijke zaken
    •  

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be