• neus·hoorn·hoorn
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord neushoornhoorn neushoornhoornen
neushoornhoorns
verkleinwoord

neushoornhoorn

  1. m een noorn van een neushoorn
    • De neushoornhoorn zit voor op de kop van de neushoorn. 
  2. o het materiaal waarvan een hoorn van een neushoorn is gemaakt
    • Het is verboden om neushoornhoorn te gebruiken om neushoorns te beschermen.