netten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- net·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
netten |
nette |
genet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
netten
- overgankelijk in een net zien te vangen
- Na de vis te hebben genet, kwam ie met een brede grijns naar de kant gevaren.
Zelfstandig naamwoord
de netten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord net
Gangbaarheid
- Het woord netten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "netten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be