Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·te

Bijvoeglijk naamwoord

nette

  1. verbogen vorm van de stellende trap van net

Werkwoord

vervoeging van
netten

nette

  1. enkelvoud verleden tijd van netten
    • Ik nette. 
    • Jij nette. 
    • Hij, zij, het nette.