• nep·per
enkelvoud meervoud
naamwoord nepper neppers
verkleinwoord neppertje neppertjes

de nepperm

  1. iemand die nept

nepper

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van nep
90 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be