Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nep·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neppen
nepte
genept
zwak -t volledig

Werkwoord

neppen

  1. (palindroom) overgankelijk bedriegen, oplichten
    • Hij werd flink genept door die oplichter. 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be