(kunst) verzamelnaam voor stromingen die vanaf eind jaren 50 van de 20e eeuw nog radicalere veranderingen nastreefden dan de vernieuwende stromingen die zich voor de Tweede Wereldoorlog hadden ontwikkeld
▸Even belangrijk voor de vorming van Schütte waren de lessen van de Duitse kunsthistoricus en -theoreticus van de neoavant-garde Benjamin H.D. Buchloh. (…) Deze lessenreeks, ‘Mythologische und phänomenologische Formen der Kunst in der Gegenwart I-III’ getiteld, behandelde de neoavant-garde (arte povera, (post)minimalistische en conceptuele kunst, institutionele kritiek) tegen de achtergrond van de politieke filosofie van Michel Foucault en de maatschappijkritische theorieën van de Frankfurter Schule.[1]