negrito
  • ne·gri·to
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord negrito negrito's
verkleinwoord

de negritov / m

  1. de aanduiding voor op negroïde en pygmeeën lijkende volkeren die leven in geïsoleerde gebieden in Zuidoost-Azië
     In de praktijk resulteren metingen aan bijvoorbeeld Papoea’s in een beschrijving dat ze „driekwart Negrito zijn, en voor de rest Australo-Dravidisch met Kaukasisch en negroïde bloed. Bergpapoea’s zijn nog iets puurder Negrito dan die aan de kust.”[1]
     Het is de maand van het racisme. Slavendrijver Sinterklaas kwam onder vuur, een zichzelf en zangeres Rihanna Niggabitch noemende (roomblanke) hoofdredactrice werd gedwongen op te stappen en Luis Suarez werd voor acht wedstrijden geschorst. Nu eens niet voor het bijten van een tegenstander, maar omdat hij Patrice Evra van Manchester United ‘negrito’ noemde. En hij is niet de enige die zich negatief uitlaat over zwarte voetballers, zo toont commentator en ex-speler Stan Collymore vandaag aan.[2]
  2. pygmee
32 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Bart van den Dikkenberg
    “Geboeid door de aap in de mens” (16-09-2016), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Niek Stolker
    “Patrice Evra een ‘nigger’ noemen mag wel op Twitter” (23/12/2011), HP de Tijd
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be