Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·bui·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neerbuigen
boog neer
neergebogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

neerbuigen

  1. overgankelijk in benedenwaartse richting buigen
    • Zij hadden het hoofd uit moedeloosheid neergebogen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be