nauwgezetheid
- nauw·ge·zet·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nauwgezetheid | nauwgezetheden |
verkleinwoord | - | - |
de nauwgezetheid v
- het nauwgezet zijn
- Hij schilderde met veel nauwgezetheid.
- Het woord nauwgezetheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.