• na·tur·lig
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord natur met het achtervoegsel -lig.
Naar frequentie 2460
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud naturlig naturligere
mer naturlig
naturligst
mest naturlig
o enkelvoud naturlig
meervoud naturlige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
naturlige naturligere
mer naturlig
naturligste
mest naturlige

naturlig

  1. natuurlijk, aangeboren, ongekunsteld


naturlig

  1. verouderde spelling of vorm van naturleg tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van naturlig