napper
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
napper |
nappais |
nappé |
eerste groep | volledig |
napper
- overgankelijk (een tafel, e.d.) bedekken met een kleedje
- overgankelijk (kookkunst) bedekken, overgieten (met saus)
- ↑ Weblink bron napper in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr