napi
- na·pi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | napi | napi's |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) naam van een klimplant Dioscorea trifida , een soort yam die ondermeer voorkomt in het noorden van Zuid-Amerika
- Het dorp blijkt verlaten. Het heeft ongeveer vijftig huizen en er rondomheen liggen aanzienlijke kostgronden, beplant met bananen, napi, jamsi, kasaba (cassave: manihot esculenta) en mais. [2]
- (voeding) langwerpige wortelknol van Dioscorea trifida , die van binnen wit, paars of zwart kan zijn en veel zetmeel bevat
- In verminderde, zij het nog in voldoende opvallende mate, worden de talrijke aardvruchten, die vroeger de ‘bulk’ van het Creoolse dieet uitmaakten, nog gegeten; producten als tajer, napi, zoete cassave, jams en switi-patata in gekookte vorm, en vooral bananen (bana) rijpe en groene. [3]
-
1. klimplant Dioscorea trifida
-
2. wortelknol van Dioscorea trifida
- [2] Napifamilie
- [2] napisoep
- Het woord napi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "napi" herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ napi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hoogbergen, W."Boni, ca. 1730-1793. Mythe en werkelijkheid" in: Maatstaf. jrg. 33 nr. 1 (januari 1985) Arbeiderspers, Amsterdam; p. 76; geraadpleegd 2018-12-18
- ↑ Helman, A.Facetten van de Surinaamse samenleving. (1977) De Walburg Pers, Zutphen; ISBN 906011 333 0; p. 47; geraadpleegd 2018-12-18
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- van Karaïbisch nabi; vergelijk de naam in Venezolaans Spaans mapuey [1][2]
napi
- (plantkunde) napi, Dioscorea trifida
- (voeding) napi, wortelknol van Dioscorea trifida
- ↑ Helman, A.De foltering van Eldorado. (1983) Nijgh & Van Ditmar, Den Haag; ISBN 90 236 5546 X; p. 70; geraadpleegd 2018-12-18
- ↑ napi op website: Etymologiebank.nl