Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·mens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1829 [1]
  • van genitief van naam

Voorzetsel

namens

  1. iemand in naam vertegenwoordigend
    • Hij werd door de dominee namens de gehele gemeente bedankt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen