• na·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nahouden
hield na
nagehouden
klasse 7 volledig

nahouden

  1. overgankelijk erop ~: hebben en in stand houden
    • Hij houdt er vrijblijvende buitenechtelijke relaties op na. 
    • Onze partij houdt er geen racistische ideeën op na. 
    • Zelf zou ik er nooit dergelijke nevenfuncties op nahouden. 
79 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be