nag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
naggen |
nag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naggen
- Ik nag.
- gebiedende wijs van naggen
- Nag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naggen
- Nag je?
Gangbaarheid
- Het woord nag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Afrikaans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nag | nagte |
Zelfstandig naamwoord
nag
Afgeleide begrippen
Engels
Werkwoord
nag