nachtzwaluwachtigen

Nederlands

 
reuzenuilnachtzwaluw (Podargus papuensis)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • nacht·zwa·luw·ach·ti·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtzwaluwachtigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nachtzwaluwachtigenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord nachtzwaluwachtige
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) een orde Caprimulgiformes   bestaande uit één familie van nachtvogels de nachtzwaluwen Caprimulgidae  
Hyperoniemen
Hyponiemen
Opmerkingen


Gangbaarheid

Meer informatie