nabijgelegen
- na·bij·ge·le·gen
- samenstelling van nabij en gelegen
stellend | |
---|---|
onverbogen | nabijgelegen |
verbogen |
nabijgelegen
- niet ver weg, dichtbij
- Hij ging zwemmen in het nabijgelegen zwembad.
- Het woord nabijgelegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.