mustern
- mus·tern
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mustern |
musterte |
(hat) gemustert |
volledig |
mustern
- overgankelijk bekijken, monsteren
- overgankelijk, (kleding) met een monster versieren
- overgankelijk, (militair) inspecteren
- overgankelijk, (militair) keuren
- [1]: betrachten
- [3]: inspizieren
- [3]: untersuchen
|
|
|
- [1]: Muster
- [1]: jemanden skeptisch mustern
iemand sceptisch bekijken