• mu·sik
  • Afkomstig uit het Latijn met Griekse bron
Naar frequentie 881
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   musik     musikken     -     -  
genitief   musiks     musikkens     -     -  

musik

  1. (muziek) muziek (tonen)
  2. (muziek), (onderwijs) muziek (schoolvak)


  • mu·sik

musik

  1. (muziek) muziek


musik

  1. verouderde spelling of vorm van Myusick
(vrouwelijke enkelvoudsvorm)

musik

  1. verouderde spelling of vorm van Myuusick
(vrouwelijke enkelvoudsvorm)


  • mu·sik
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   musik     musiken     -     -  
genitief   musiks     musikens     -     -  

musik, g

  1. muziek