museumgids
- Geluid: museumgids (hulp, bestand)
- mu·se·um·gids
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | museumgids | museumgidsen |
verkleinwoord |
de museumgids m
- (beroep) iemand die bezoekers van een museum rondleidt
- ▸ `Zelfs de leren sofa is er nog, waarop de graaf zelf geboren is en de gravin, zoals hij eiste, al hun kinderen ter wereld heeft gebracht,'zegt museumgids Zinaïda als ik in het hoofdgebouw sta.[2]
- ▸ Kunsthistoricus en museumgids Bregtje Viergever heeft de tatoeage ook bekeken en is ervan onder de indruk. "Alles zit erin. De Nachtwacht, de luitenant, het meisje en Rembrandt zelf", vertelt ze. "Ik vond het niet slecht gedaan."[3]
- drukwerk waarin de collectie van een museum staat beschreven
- Het woord museumgids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact , ISBN 9789045024875
- ↑ Weblink bron “Man met Nachtwacht-tattoo ziet meesterwerk voor het eerst in het echt” (19-05-2019), NOS